In hoeverre lijk ik op mijn bipolaire vader

Tekst en foto’s: Mieke Terlouw

Het is precies drie jaar geleden dat mijn vader zelfmoord pleegde. Samen met mijn tante Els, haar man en Anna (mijn vaders vriendin) zitten we op het terras van restaurant Bergen Binnen. Ik schep het schuim van mijn cappuccino.

‘Gek he? Drie jaar alweer.’
Tante Els prikt met haar vork in de appeltaart en doopt het stuk in de slagroom.
‘Alsof het gisteren was,’ zegt Anna. ‘Terwijl we ook zoveel doorgemaakt hebben.’
Ze haalt de munt uit haar thee en legt de blaadjes op een schoteltje.
‘Zelfmoord blijft altijd een open wond’.
Tante Els stopt het stuk appeltaart in haar mond.
‘Toch verandert het wel,’ zegt Anna.

Godzijdank! Twee jaar geleden zat ik er heel anders bij. Terwijl mijn omgeving dacht dat het na een jaar minder werd, was dat voor mij het dieptepunt. Ik was bang dat mij hetzelfde als mijn vader kon gebeuren, maar ik wist niet wat ik moest doen. Ik stond al maanden op de wachtlijst bij een psycholoog. Om houvast te krijgen was ik alles over zelfmoord aan het lezen wat ik vinden kon. In bijna elk artikel stond: ‘praat erover’. Dat is een tip die ze wat mij betreft beter aan de omgeving kunnen geven. Wanneer ik vertelde dat ik mijn vader wel begreep en zijn zelfmoord ook ambieerde, kreeg ik vaak te horen dat ik niet van die gekke dingen moest zeggen. Mensen vonden mij te vrolijk om depressief te zijn, laat staan zelfmoord te plegen. Ik probeerde minder te lachen. Lukte niet. Hoe slechter ik me voelde, des te mooier de glimlach.

‘Jij bent je vader niet.’ Nog zo’n vaak gehoorde uitspraak. Natuurlijk wist ik dat ook wel. Maar we deelden toch dezelfde genen? Bovendien vond mijn vader ons wel identiek. Dat kreeg ik vaak van hem te horen. Hoewel alleen in zijn manische perioden. En het waren enkel de (semi) positieve eigenschapppen waarin we volgens hem zo op elkaar leken. Dat ik wellicht ook zijn sombere buien geërfd had, daar heeft hij nooit een woord over gerept. Ik vroeg me af waarom niet. Wilde hij mij niet ongerust maken? Of kon hij mijn problemen er niet bij hebben als hij zich depressief voelde?

foto mijn vader en ik

Het was twee jaar voor zijn dood. Ik woonde tijdelijk in Polen voor mijn werk en logeerde een weekend bij mijn vader.

‘Lieve dochter, fijn om je te zien,’ zei mijn vader. Hij stond ongeduldig te wachten naast zijn auto tegenover de aankomsthal van Schiphol. Hij gaf me vluchtig een zoen op mijn wang en stapte meteen in. ‘Ja fijn pap! Hoe gaat het met je?’ Ik zette mijn trolley op de achterbank. ‘Niet zo goed. Ik zit weer tegen een depressie aan. Ik heb grote fouten op mijn werk gemaakt met desastreuze gevolgen. Deze keer zullen ze me wel ontslaan.’ Hij keek me met grote ogen aan, waarna hij de auto startte en we wegreden. Ik schrok van zijn negatieve toon en voelde buikpijn opkomen. Ik probeerde hem gerust te stellen: ‘dat je niet ontslagen kunt worden als je in de ziektewet zit’. Maar hij was in de stellige overtuiging dat de regels waren veranderd.

Die nacht kon ik niet slapen. Eigenlijk sliep ik al weken slecht. Ik zat niet lekker in mijn vel: in Polen voelde ik me eenzaam en ik had last van huilbuien. Ik stapte uit bed. Beneden trof ik mijn vader aan achter zijn laptop.

‘Wat doe je op dit tijdstip achter je computer?’ vroeg ik.
‘Even de ontslagregels doorlezen,’ zei hij.
‘Dat had je toch allemaal al uitgezocht?’ Mijn vader reageerde daar niet op. Ik begreep niet waarom hij dat in de nacht deed en voelden de tranen in mijn ogen prikken.
‘Heb je een slaappil voor me?’ vroeg ik.
‘Dat heb jij niet nodig,’ zei mijn vader nog steeds starend naar het beeldscherm.

‘Hoezo zou ik dat niet nodig hebben? Jij bent niet de enige met problemen!’ Ik slikte een brok in mijn keel weg. In het badkamerkastje zocht ik naar slaappillen. En stonden genoeg doosjes, maar na even overwegen besloot ik om geen slaappil te nemen. Mijn problemen vielen natuurlijk in het niets bij die van hem.

‘Fijn om jou ook weer te zien.’ Anna draait haar gezicht naar mij.
‘Ja, gezellig.’ Ik neem de laatste slok van mijn cappucino. ‘Zullen we gaan?’
‘Ook zo lekker ongeduldig.’ Lachend blaast Anna in haar thee. ‘Kind van je vader.’

Dus toch…


Mieke Terlouw (1982) woont in Haarlem werkt in Amsterdam als project controller bij een stichting die gezondheidszorg in Afrika levert. Daarnaast geeft ze les als yogadocent. In 2016 verloor Mieke haar vader aan zelfmoord. Schrijven heeft haar erg geholpen in het rouwproces. Naast dat het schrijven helend werkt voor haar, wil Mieke ook graag haar verhaal delen met lotgenoten. In 2018 en 2019 heeft ze verschillende schrijfcursussen gevolgd. En is ze als beginnend schrijfster haar eerste boek begonnen over hoe het is om opgevoegd te worden door een zwaar psychiatrisch patiënt en na zijn zelfmoord pas echt tot dat besef te komen.

Mijn moeder, mijn leven

Tekst en foto: Phaedra Klerkx

Als oudste dochter van mijn mama met een bipolaire stoornis heb ik altijd geprobeerd de boel draaiende te houden. Parentificatie is het mooie woord. Ik voelde mij verantwoordelijk; voor haar, voor mijn zusje, voor mijn vader. Ikzelf schoot er dikwijls bij in. Voor eten in huis, voor de ‘ rust’ in huis. Voor afspraken en verhuizen. Voor de alledaagse dingen. Voor alles om mij heen. Dit ging vanzelf. Ik had altijd de gedachte: “wie doet het als ik het niet doe.”

Ik werd hierdoor al op jonge leeftijd moe. Stil. Teruggetrokken, of zoals mijn moeder zegt: introvert.

Ik heb pas geleden gelezen over ‘een dochter van’, het boek van Roos Schlikker ‘Moeder van glas’. Haar moeder had rapid-cycling. Ik kon veel herkennen, maar mijn mama heeft lange periodes. Weken lang ‘ druk’ om vervolgens in een diep gat te vallen. Ik was dan altijd erg bang dat ze niet meer zou willen. Dat is eigenlijk mijn grootste angst geweest, de reden om haar altijd het gevoel te geven en haar te laten zien dat ze niet alleen is. Als ik haar niet opzoek of bel ben ik zo ongerust.

Een psychiater noemde ons ooit ‘twee scheve torens van Pisa die tegen elkaar aanleunen’.

De drukke periodes eindigden toen ik klein was vaak met een opname. Het liep dat in een paar weken zo uit de hand. Echt heel naar. Ik ga liever niet op de pijnlijke details in. Ik zag het altijd aan haar oogopslag. Ik heb het ook vaak uitgelegd als iemand die high is van cocaïne. Haar ogen leken wel 3x zo groot en strak gericht, vliegend van het een naar het ander, vol spanning. Ze ging dan ook altijd veel roken. “Daar gaan we weer”, dacht ik dan. En net of ze de stilte van de depressie wilde inhalen was het dan. Onophoudelijk praten, overleden mensen werden genoemd, kennissen en de kinderen ervan. Van de hak op de tak.

20190330_134217

Spulletjes. Ja, overal. Het verschuiven ervan deed mij altijd pijn op de een of andere manier. Dan lag de salontafel vol met van alles en nog wat. Zij pakte dan bijvoorbeeld de briefopener en legde die 5 cm naar links en zo verder. En het slaapritme was weg, nachtelijke drukte van computeren, gitaar spelen en liedjes luisteren Haar manische programma. Sommige liedjes haat ik daardoor.

Soms kon ik er even niet meer tegen. Mijn moeder die mijn moeder niet was. Ik heb dan ook constant tegen mijzelf moeten zeggen: “laat haar gaan, ze kan er ook niets aan doen. Niet kattig doen, niet corrigeren”. Maar dat was wel zwaar. Verdriet maakt je ook vaak boos, dat weet ik wel! Een van de ergste dingen vond ik altijd ‘ de mensen’. Want als in zo’n periode met haar ergens naartoe ging, zie je ze kijken, zie je ze roddelen. Weer dat verdriet wat omslaat naar boosheid. “Kijk naar jezelf! Mijn moeder heeft een ziekte. Zij kan er niets aan doen!” Ik had het soms willen schreeuwen. Relativeren. Het magische woord… Toen ik dit eenmaal kon is mijn leven meer draagbaar geworden. Voor schut? Nee, hun probleem! Dit is mijn moeder en ik hou van haar. Hoe ze ook doet. Ik weet hoe ze is en een liever persoon ken ik niet. Te lief. Te goed voor de gemene wereld.

De tussenperiodes zijn voor mij heerlijk. Ik heb dan even mijn moeder terug. Ik voel mij dan ook echt haar dochter. Zij luistert dan ook echt naar mij, ze is er dan weer.

De depressieve periode is ‘ lekker rustig’. Dat zeg ik altijd tegen haar voor de grap want wij houden de humor erin. Er is dan niet veel meer van haar over. Slapen, slapen, zitten, slecht eten, niet bewegen. Jullie kennen dit wel. Als ze iets opknapt in die fase gaat ze gelukkig weer wat cryptogrammen of pokeren op de computer. We hebben dan echte gesprekken en ik kom wat meer tot rust.

Soms vraag ik me af hoe ik zou zijn geweest als ik een niet-bipolaire-mama had gehad. Maar weet je wat. Ik heb hier zoveel van geleerd en wij hebben zo’n sterke band met elkaar. Gelukkig heb ik haar. Ik zou niet zonder haar willen. Met alles erbij.

 

 

Medicijntrouw

Tekst: Liesbeth

Nooit had ik gedacht dat ik zelf ook een bipolaire stoornis zou krijgen. Als dochter van een moeder met deze stoornis was ik in de veronderstelling dat ik meer op mijn vader leek. Mijn moeder was zoveel extraverter, meer op de voorgrond dan ik. Ik vergeleek me nooit zo erg met haar, ze was zo anders…

En toen dan toch. Op mijn 35steraakte ik ontregeld en fors ook. Depressie, verdiepte depressie, psychose, depressie, manie, manische psychose. Ik kon er niet meer omheen. De diagnose bipolaire stoornis werd gesteld.

Ik heb veel bewondering gekregen voor de manier waarop mijn moeder zich door haar leven heeft geslagen (1941-2007) met deze ziekte. Voor haar geen therapie, geen psycho-educatie, geen internet om informatie op te zoeken, geen VMDB, geen lotgenotencontact. Geen eens een handboek, een SPV’er. Het was er allemaal nog niet. Of ze wist er niet van.

En daarbij een eeuwig geklungel met pillen. Voelde ze zich goed dan stopte ze met alles. Werd ze depressief dan duurde het weken voor de medicatie een beetje aansloeg. Een episode eindigde bij haar steevast met een hypomanische fase, voor mij als dochter ook niet erg prettig omdat ze dan erg druk en overheersend was. Lithium heeft ze ook een poosje geprobeerd. Ze vond het geweldig spul maar helaas kreeg ze er ernstige psoriasisklachten van en is ze er mee gestopt.

medications-257346_640

Ik vond het echt verschrikkelijk dat ik ook last kreeg van deze stemmingsstoornis maar ik dacht wel: laat ik nu leren van wat bij mijn moeder zo moeizaam ging. Ik sprak met mezelf af de medicijnen trouw te slikken. Mijn psychiater had verteld dat dat erg belangrijk is. En ook las ik dat het met lithium een kunst is goed ingesteld te raken. En wat is dan mooier om dat ook te blijven?

Lithium slikken vind ik aan de ene kant niet zo moeilijk omdat ik de heilzame werking ervan ervaar. Sinds ik lithium slik gaat het behoorlijk goed met mijn stabiliteit. Het gaat beter met  me dan tijdens de Depakine die ik acht jaar gebruikte.

Aan de andere kant vind ik lithium wel een moeilijk medicijn. Ik vind de tabletten erg lastig te slikken, de smaak is vies. Het kost me ’s avonds tien minuten tijd om ze in te nemen. Dat doe ik nu met melk of yoghurt.

Ook heb ik er een heel droge huid van gekregen en met name heb ik klachten in mijn mond. Mijn mond is erg droog en ik heb veel pijn op mijn tong, in mijn wangen soms.

“Maar goed, ik ben zo dankbaar voor mijn stabiliteit dat ik dapper doorslik.”

Geschrokken ben ik wel toen een lotgenote uit onze lotgenotengroep toch is overleden aan nierproblemen die ontstonden door de lithium.

Nog vaak denk ik aan mijn moeder die altijd al haar medicijnen in de prullenbak gooide als ze zich weer goed voelde. Ze dacht dat haar ziekte voor altijd verdwenen was. Het was haar droom, die elke keer voor haar weer zo waar leek. Het is over, dit nooit meer!

Mijn moeder heeft door de onderbehandeling echt wel een moeilijk leven gehad. De bipolaire stoornis heeft haar behoorlijk in de weg gezeten. Gelukkig heeft ze ook mooie periodes gekend en genoten van het leven.

Maar ik prijs mezelf toch gelukkig dat ik in deze tijd leef waar ik goede en intensieve begeleiding krijg en ik grip heb op mijn medicijngebruik. Een goede spiegel draagt bij aan mijn levensgeluk.

Ik wil iedereen die overweegt te stoppen met de medicatie wel meegeven dat ik zelf gezien heb wat de gevolgen kunnen zijn. Telkens terugkerende episodes helaas. Een bipolaire stoornis is niet niks en ik maak graag gebruik van de ondersteuning van de medicijnen die beschikbaar zijn.

Ik denk nog vaak aan mijn moeder. Ik ben trots op haar, hoe zij het gedaan heeft en ik voel vaak haar nabijheid. Ze troost me, ze steunt me, ze is me zo lief.

Je zal maar een moeder met zo’n ziekte hebben

Tekst: Roos Schlikker
Deze column verscheen op 25 juni 2016 in Het Parool

Het zijn haar ogen waardoor ik blijf kijken. Lieve, droevige ogen. Het waren zíjn ogen waardoor zij gealarmeerd raakte. “Lege ogen. Hij had geen geweten meer.”

Ik staar naar haar, Monique van der Sandt die in RTL Late Night haar verhaal doet. Haar zoon Rémon W. reed in een gestolen auto een vierjarig jongetje van de sokken. Dood.

“Hartstikke ziek,” noemt Monique haar zoon. Hij heeft een bipolaire stoornis met psychoses. Al tijden was ze bang dat hij iemand de dood in zou sleuren. Ze belde GGnet, psychiaters, wijkagenten. “Niemand wilde luisteren.” Ze schreeuwde het uit toen ze hoorde wat hij vorige week aanrichtte.

Je zal maar een kind met zo’n ziekte hebben, denk ik terwijl ik naar haar verhaal luister. Dan schrik ik van mijn volgende gedachte: je zal maar een moeder met zo’n ziekte hebben.

De volgende morgen open ik Facebook en zie ik dat mijn moeder een foto heeft geplaatst met daarop een briefje. Ik glimlach om haar lieve priegelhandschrift, maar terwijl ik lees, krijg ik het warm.

‘Beste mensen. Graag een ode aan de moeder van ­bipolaire zoon die zo’n vreselijk ongeluk veroorzaakte. Gisteren zo moedig aangeschoven bij Humberto op tv. Kijk a.u.b. terug als je het gemist hebt. Mijn hart huilt bij zoveel miscommunicatie. Hoop zo dat het wat teweegbrengt. Wat ik nog vreselijk graag wil zeggen is dat niet alle bipolairen gevaarlijk zijn, de meesten zijn volstrekt ongevaarlijk. Liefs, Emma.’

Het is de laatste zin waardoor ik me schaam. Want ook ik legde de connectie.

Ik bel haar. “Mam, die Rémon, dat ben jij niet.” Nee, dat weet ze. “Ik ken niemand die zo agressieloos is als jij,” ga ik verder. “Ja,” zegt ze. “Mam. Dit ben jij niet.” Ze onderbreekt me. “Kreeg jij ook zo’n déjà vu?” Ik knik, onzichtbaar voor haar. De kastjes, de muren, de ­gebrekkige diagnoses, de GGZ-stroop, we hebben er net zo goed in vastgekleefd gezeten. “Ik ben het niet, maar ik héb het ook. En ik ben zo bang dat mensen straks iedereen eng vinden die het heeft.”

Dat zou niet raar zijn. De schutter van Orlando werd door zijn vrouw bipolair genoemd. De vrouw uit Bennekom die zichzelf in brand stak, had een bipolaire stoornis met psychosen. De moordenaar van Els Borst: kneiter­psychotisch. Overal lezen we over het Grote Gestoorde Gevaar.
“Maar we zijn niet allemaal gewetenloos, dat moeten de mensen weten.” Het is even stil.

“Ik moest erom huilen,” vervolgt ze zachtjes. “Om dat jongetje?” “Ja. En om die moeder. En om die zoon.”

Ik glimlach. Hoeveel geweten kun je hebben? Mijn adem aait de telefoon. “Denk je dat het stom was, dat ik dat briefje publiceerde? Ik vind het best eng. Straks denken mensen dat ik gek ben.”

“Ben je mal!” roep ik. Voor het eerst lacht ze. “Ja, een beetje wel. Maar volstrekt ongevaarlijk.” We hangen op. Op Twitter lees ik de terechte reacties op RTL Late Night. ‘Wat een moedige moeder,’ staat er. En dat is Monique. Net als die van mij.


Roos2

Roos (1975) is columnist (Parool, Kek Mama, Libelle, Intermediair) en schrijfster van scenario’s en boeken.

Meer weten? Ga naar haar website: www.roosschlikker.nl

Het zwarte, de zwaarte, neemt alles over

Tekst: Roos Schlikker
Deze column verscheen op 18 april 2015 in Het Parool

‘Kijk die klomp. Daar zit dus alle narigheid in.’ In haar lange, crèmekleurige jas en op haar glanzend gepoetste laarsjes buigt mijn moeder zich over een stel hersenen op sterk water. ‘Soms denk ik: ‘Gadverdamme, ruk het er alsjeblieft uit, dan ben ik ervan af,’ mompelt ze, waarna ze verder schuifelt.

Even had ik getwijfeld of het een goed idee was, met deze manisch depressieveling een uitstapje maken naar museum het Dolhuys in Haarlem, een voormalig gesticht waar sinds de zestiende eeuw krankzinnigen werden verpleegd. Bij een moeder-dochteruitje denken mensen eerder aan een rondje Bijenkorf of de Libelle Zomerweek. Maar toen ik het haar voorlegde, riep ze meteen enthousiast: ‘Uitstékend tripje met je idiote moeder!’

Soms schrik ik er zelf van, hoe graag we gekkengrapjes maken. Zo leuk is het niet, die eeuwige op- en neergang van haar stemming. Ze kan oprecht gelukkig zijn, soms wekenlang. Maar daarna komt altijd de fase waarin haar kop blijft razen. Hoe vaak ze ook door het park holt, hoe hard ze op yoga haar balans ook zoekt, hoeveel slaap­medicatie ze ook krijgt, het zwarte, de zwaarte, neemt alles over. ‘Ik kán niet meer,’ huilt ze dan. En ik probeer de moed er toch weer in te krijgen.

Vandaag gaat ons beider stemming op en neer. We lachen om de sterkwaterhersenen, we horen verhalen van kunstenaars met een tik van de molen (Achterberg, Van Gogh), mijn moeder vertelt over andere getroffen ­familie­leden (‘De moeder van mijn moeder speelde zestien uur per dag piano om haar geest maar rustig te krijgen’). We laten ons opsluiten in een cel waar vroeger gekken in werden weggeborgen. Na tien seconden drukt het donker alle lucht uit onze longen, we moeten er uit. Zou het in haar hoofd soms net zo zijn, zo benauwd dat ze moet ontsnappen?

In het museumcafé bestellen we soep. ‘Ik las net dat 150.000 Nederlanders hetzelfde hebben als jij. Dat lijkt me een troostrijk idee. Je bent niet zo alleen als je dacht,’ zeg ik voorzichtig. Even is het stil. Dan antwoordt ze zacht: ‘Ik geloof dat ik dat juist heel moeilijk vind… Met velen loopt het niet goed af.’

Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik krijg het opnieuw benauwd.
Dan tikt iemand me op de schouder. ‘Jij bent toch Roos? Wij hebben elkaar bij een radio-uitzending ontmoet.’ Ik staar hem blanco aan, deze keurige man komt me onbekend voor. ‘Ik ben Ruud, het alter ego van Dolly Bellefleur.’

Dolly, de bekendste travestiet van Nederland! ‘Ik wist niet zeker of je het was, vorige keer droeg je meer make-up,’ zegt hij. Ik grijns. ‘Dat kan ik van jou ook zeggen.’

Later in de trein lacht mijn moeder plotseling hardop. ‘Grappig, zeg. Als je die doodgewone Ruud ziet, heb je geen idee wie hij nog meer is. Soms denk ik: dat geldt voor mij ook.’

Ik knik. ‘Ja, mamsie. Normaal kent vele prachtige formaten.’

‘Mallotig dagje, hè,’ zegt ze.

‘Mallotig dagje,’ zeg ik. En ik kus haar op haar slaap.


Roos

Roos (1975) is columnist (Parool, Kek Mama, Libelle, Intermediair) en schrijfster van scenario’s en boeken.

Meer weten? Ga naar haar website: www.roosschlikker.nl

Mijn moeder schoof haar ziekte onder het tapijt

Tekst: Diana de Raaf

Ik groeide op in een disfunctioneel gezin. Officieel waren wij met zijn tweeën: mijn moeder en ik. De hoeveelheid aanwezigen in ons huis was echter zeer variërend. In Vledder (Drenthe) waar ik opgroeide, was het vrij normaal om kostgangers te hebben. Dit varieerde van één tot zes kostgangers die ik bijna allemaal als broer of zus beschouwde. Mijn vader was voor mijn geboorte overleden en mijn moeder had een bipolaire stoornis. In die tijd manisch depressief genoemd. Ik vond het fijn dat er regelmatig kostgangers in huis waren maar in het weekend waren mijn moeder en ik samen en ving ik dus de meeste emotionele klappen op. Op haar goede dagen was ze lief, aandachtig en zorgzaam. Op haar slechte dagen was ze afwezig, chaotisch en impulsief. Ze is wel eens agressief geweest tijdens een psychose naar de huisarts en naar een kostganger maar nooit naar mij.

Wanneer mijn moeder precies de diagnose kreeg weet ik niet. Ik wist als kind wel dat er iets mis was met mijn moeder, maar wat het precies was dat wist ik niet. Op mijn 15e ben ik uit huis geplaatst. Een tiener en een bipolaire moeder, die haar ziekte wilde verbergen, gaan niet samen.

Zoals veel KOPP-kinderen* gaf ik mijzelf hiervan de schuld.”

Op een dag belde een kostganger mij. Ik was toen ongeveer 18 jaar, woonde en werkte in Den Haag, zo ver mogelijk van mijn moeder vandaan. Hij vertelde mij allemaal zaken die ik herkende als een psychose. Bijvoorbeeld dat mijn moeder in haar broek had geplast en dat ze dingen zag die er niet echt waren. Ik heb hem gevraagd meteen de huisarts te bellen en te melden dat ze in een psychose zat. De huisarts heeft toen Haldol voorgeschreven. Ik heb die nacht mijn nachtdienst afgemaakt en ben meteen naar Drenthe gereisd. Daar aangekomen heb ik de medicijnen, met medeweten van haar, in de koffie gedaan en gevraagd of ze het wilde opdrinken. Gelukkig dronk ze het op maar ze bleef nog lang in psychose. Ik heb de hele nacht geprobeerd haar aan het slapen te krijgen maar ze moest nog van alles doen zoals de planten water geven. Ze rookte shag en ik draaide voor haar een shagje omdat het haar zelf niet meer lukte. Ze stak hem op en drukte hem meteen weer uit.

Als kind heb ik nooit geweten dat mijn moeder een bipolaire stoornis had. Hier kwam verandering in toen ik 22 jaar was en naar een programma van ‘Rondom tien’ keek die over partners van manisch depressieve mensen ging. Voor mijn gevoel was alles vergelijkbaar met mijn moeder. Ik heb haar dat verteld, maar dat maakte haar woest. Ze was zo woest dat we elkaar negen jaar niet meer hebben gezien. Mijn moeder overleed toen ze net 59 was geworden. Alles aan haar was op. Door de vele manische episode en psychoses is ze, denk ik, net zoveel uren wakker geweest als iemand die gemiddeld iedere nacht 8 uur slaapt en 80 geworden is. Bij elkaar genomen heeft mijn moeder dus maar weinig slapende uren doorgebracht en op haar 59ste was alles op. Nieren, hart, vochthuishouding en ga zo maar door. Mijn moeder had geen fijn leven maar ze is gestorven in haar slaap. Wij hadden toen net weer anderhalf jaar contact. Vlak voor haar overlijden kwam ik erachter dat ze lid was van de patiëntenvereniging voor manisch depressieven.

mother-589730_640

De laatste twee momenten dat we eigenlijk voor het eerst echt intiem contact hadden, waren mooi. De één na laatste keer vertelde zij mij dat ik vast door haar ziekte een hele moeilijke jeugd gehad moet hebben. Ik kon haar zeggen, dat het mij heeft gevormd tot wie ik toen was.

Mijn moeder verborg haar ziekte zo goed mogelijk voor de buitenwereld. Zelfs tot vlak voor haar overlijden. Iets waar ik als kind erg onder heb geleden. Mijn moeder heeft mij dus nooit verteld over haar aandoening. Ik heb haar het laatste jaar gezegd dat ik gebeld had met de vereniging. Ze zei: “Had het me maar gevraagd. Dan had ik je het nummer zo gegeven.” Daarmee heeft ze mij versteld doen staan. Ik heb altijd gedacht dat ze het zou blijven ontkennen.

In haar manische, psychotische en depressieve periodes was mijn moeder niet goed in staat om voor zichzelf of voor anderen te zorgen en als kind leerde ik al snel dat het huishouden beter draaide als ik de touwtjes in handen nam. Ik werd overdreven behulpzaam maar vaak niet uit het hart. De conclusie die ik als kind trok, was dat je in de omgang met anderen altijd behulpzaam en respectvol moest zijn tegen iedereen, ongeacht hoe zij met mij omgingen. Dat was de enige manier waarop je verbinding kon krijgen, dacht ik. Die conclusie nam ik mee in de relaties die ik als volwassene met andere aanging met alle gevolgen van dien. Hoewel ik respectvol, verantwoordelijk, lief en aardig was voor mijn partner, eindigde elke relatie steeds in een drama.

Wat ging er nou telkens mis? Ik begon te begrijpen waarom ik iedere keer weer terugviel op dezelfde reacties als iets als bedreigend op me overkwam. Ik wilde zo verschrikkelijk graag een fijne relatie dat ik er maar mijn specialiteit van heb gemaakt. Inmiddels ben ik gediplomeerd crisis- en relatiecounsellor en heb ik vanuit mijn levenservaring een boek geschreven over relaties. Dit boek is mijn debuut en heet ‘Tuinieren in je hoofd – op weg naar een gezond zelfvertrouwen’.

*) Kinderen van Ouders met Psychische Problemen en verslavingen.


Mijn naam is Diana de Raaf (1965) en ik ben geboren in Schiedam. Mijn vader is voor mijn geboorte overleden en mijn moeder had een bipolaire stoornis. Ze kwam daar zelf niet voor uit en daar heb ik als kind nog het meest onder geleden. Inmiddels ben ik gediplomeerd crisis- en relatiecounsellor en is mijn grootste wens uitgekomen. Ik heb al ruim negen jaar een fijne relatie. Omdat ik erg jong in de overgang ben beland, kon ik helaas zelf geen kinderen meer krijgen.

Mijn hobby is vooral muziek maken: zingen en keyboard spelen. Daarbij hebben mijn partner en ik nog een gezamenlijke hobby en dat is naar Scheveningen gaan. Daar kunnen we heerlijk samen van genieten.

Meer lezen: www.tuiniereninjehoofd.nl