Mijn moeder, mijn leven

Tekst en foto: Phaedra Klerkx

Als oudste dochter van mijn mama met een bipolaire stoornis heb ik altijd geprobeerd de boel draaiende te houden. Parentificatie is het mooie woord. Ik voelde mij verantwoordelijk; voor haar, voor mijn zusje, voor mijn vader. Ikzelf schoot er dikwijls bij in. Voor eten in huis, voor de ‘ rust’ in huis. Voor afspraken en verhuizen. Voor de alledaagse dingen. Voor alles om mij heen. Dit ging vanzelf. Ik had altijd de gedachte: “wie doet het als ik het niet doe.”

Ik werd hierdoor al op jonge leeftijd moe. Stil. Teruggetrokken, of zoals mijn moeder zegt: introvert.

Ik heb pas geleden gelezen over ‘een dochter van’, het boek van Roos Schlikker ‘Moeder van glas’. Haar moeder had rapid-cycling. Ik kon veel herkennen, maar mijn mama heeft lange periodes. Weken lang ‘ druk’ om vervolgens in een diep gat te vallen. Ik was dan altijd erg bang dat ze niet meer zou willen. Dat is eigenlijk mijn grootste angst geweest, de reden om haar altijd het gevoel te geven en haar te laten zien dat ze niet alleen is. Als ik haar niet opzoek of bel ben ik zo ongerust.

Een psychiater noemde ons ooit ‘twee scheve torens van Pisa die tegen elkaar aanleunen’.

De drukke periodes eindigden toen ik klein was vaak met een opname. Het liep dat in een paar weken zo uit de hand. Echt heel naar. Ik ga liever niet op de pijnlijke details in. Ik zag het altijd aan haar oogopslag. Ik heb het ook vaak uitgelegd als iemand die high is van cocaïne. Haar ogen leken wel 3x zo groot en strak gericht, vliegend van het een naar het ander, vol spanning. Ze ging dan ook altijd veel roken. “Daar gaan we weer”, dacht ik dan. En net of ze de stilte van de depressie wilde inhalen was het dan. Onophoudelijk praten, overleden mensen werden genoemd, kennissen en de kinderen ervan. Van de hak op de tak.

20190330_134217

Spulletjes. Ja, overal. Het verschuiven ervan deed mij altijd pijn op de een of andere manier. Dan lag de salontafel vol met van alles en nog wat. Zij pakte dan bijvoorbeeld de briefopener en legde die 5 cm naar links en zo verder. En het slaapritme was weg, nachtelijke drukte van computeren, gitaar spelen en liedjes luisteren Haar manische programma. Sommige liedjes haat ik daardoor.

Soms kon ik er even niet meer tegen. Mijn moeder die mijn moeder niet was. Ik heb dan ook constant tegen mijzelf moeten zeggen: “laat haar gaan, ze kan er ook niets aan doen. Niet kattig doen, niet corrigeren”. Maar dat was wel zwaar. Verdriet maakt je ook vaak boos, dat weet ik wel! Een van de ergste dingen vond ik altijd ‘ de mensen’. Want als in zo’n periode met haar ergens naartoe ging, zie je ze kijken, zie je ze roddelen. Weer dat verdriet wat omslaat naar boosheid. “Kijk naar jezelf! Mijn moeder heeft een ziekte. Zij kan er niets aan doen!” Ik had het soms willen schreeuwen. Relativeren. Het magische woord… Toen ik dit eenmaal kon is mijn leven meer draagbaar geworden. Voor schut? Nee, hun probleem! Dit is mijn moeder en ik hou van haar. Hoe ze ook doet. Ik weet hoe ze is en een liever persoon ken ik niet. Te lief. Te goed voor de gemene wereld.

De tussenperiodes zijn voor mij heerlijk. Ik heb dan even mijn moeder terug. Ik voel mij dan ook echt haar dochter. Zij luistert dan ook echt naar mij, ze is er dan weer.

De depressieve periode is ‘ lekker rustig’. Dat zeg ik altijd tegen haar voor de grap want wij houden de humor erin. Er is dan niet veel meer van haar over. Slapen, slapen, zitten, slecht eten, niet bewegen. Jullie kennen dit wel. Als ze iets opknapt in die fase gaat ze gelukkig weer wat cryptogrammen of pokeren op de computer. We hebben dan echte gesprekken en ik kom wat meer tot rust.

Soms vraag ik me af hoe ik zou zijn geweest als ik een niet-bipolaire-mama had gehad. Maar weet je wat. Ik heb hier zoveel van geleerd en wij hebben zo’n sterke band met elkaar. Gelukkig heb ik haar. Ik zou niet zonder haar willen. Met alles erbij.