Dóór-ontwikkelen

Tekst: Willem Gotink

‘Ik en de GGZ’ in drie voorbeelden:

1978. Als leerling verpleegkundige werk ik op een gesloten afdeling voor kortdurende behandeling. Daar verblijft ook mevrouw P., een vrouw van in de 50. Ze heeft, wat we tegenwoordig geloof ik, een rapid-cycling bipolaire stoornis zouden noemen. Toen heette dat nog gewoon manisch-depressief. Mevrouw was in haar manische periodes, die een paar dagen duurden, hoogst irritant. Dat dat mede werd veroorzaakt door de omstandigheden op de afdeling begreep ik pas jaren later. Begrijp me goed: die manie kwam natuurlijk niet door de afdeling. Maar de irritante uiting ervan waarschijnlijk wél.

Een aantal dagen achter elkaar zette ze de afdeling op stelten, daarna zat ze dagenlang te somberen op haar kamer, zich groot te houden voor de leerling-verpleegkundigen van rond de twintig jaar, zoals ik.

Nu volgt een bekentenis, en ik zeg er maar vast bij dat ik jong was en pas een paar maanden in de psychiatrie werkte. En dat het een tijd was waarin a) de ouders de schuld kregen van alles en b) je 100% verantwoordelijk was voor je eigen ziektes. Zeker als ze psychisch waren. Op één van die sombere momenten tref ik haar aan op haar kamer, vraag haar hoe het gaat en raak met haar in gesprek. En dan. Ik hoor het mezelf nog zeggen: “Misschien moet u ook wat meer uw best doen om beter te worden”. Auw!
“Zo, vind je dat,” is het zuinige antwoord. Gesprek afgelopen.

Vijftien jaar later, rond 1993. Een goede vriendin van me raakt in een psychose. Later zal de diagnose bipolaire stoornis worden gesteld, maar dat weten we dan nog niet. Als er weer een depressie volgt, vraagt haar vriend of ik langs wil komen, want ‘jij werkt bij het RIAGG en hebt er verstand van’. Dat ik op dat moment bij de afdeling ouderenzorg werk, doet blijkbaar niet ter zake: psychiatrie is psychiatrie. En dus ga ik langs, m’n werktas nog over m’n schouder.  Na vijftien minuten sta ik weer buiten. Er uit geschopt. En terecht.

Vrienden zijn vrienden, behandelaren zijn behandelaren. Dat was ons beide binnen tien minuten duidelijk. Als ik haar de volgende dag bel, besluiten we het bezoek te vergeten en dingen te gaan doen die vrienden met elkaar doen: sporten, film en uitgaan. Nu, jaren later, doen we dat nog steeds en daarbij hebben we het ook wel eens over haar bipolaire stoornis. Net zoals we het ook wel eens over mijn rugklachten hebben (sporten is voor mij ook goed!). Vanaf de zijlijn zie ik en passant hoe haar vriendenkring verandert. Omdat mensen het niet aankunnen of omdat ze “niet voldoende haar best doet om beter te worden.” Auw!

party-2173187_640

Weer zo’n vijftien jaar later, ongeveer 2010. Op een feestje ontmoet ik Sophie. Vrolijk, beetje té vrolijk wellicht, maar alleraardigst. Ik herken haar meteen. Vijf jaar daarvóór heb ik haar al eens ontmoet in de crisisdienst. Ze was manisch en deed in die manie veel dingen waar ze later gegarandeerd spijt van zou krijgen. Een verplichte opname was wettelijk gezien niet mogelijk, al hebben we dat als hulpverleners serieus overwogen. Zoals dat soms gaat, had ik als één van de weinige een ‘klik’ met haar en het lukte me met enige moeite om haar er van te overtuigen medicatie in te nemen. De manie verdween, evenals het contact met de crisisdienst. En nu kom ik haar op dat feestje weer tegen. Het wordt een geanimeerd gesprek. Die klik voel ik nog steeds. Zij niet. Dat wil zeggen: ze herkent me waarschijnlijk niet. Wat gezien niet heel verwonderlijk is: ik was in die tijd één van de vele hulpverleners, daarnaast ontmoette ze nog de nodige mannen die heel andere bedoelingen hadden dan hulp verlenen.

Haar vragen naar die periode? Ik heb er niet de moed voor. Omdat ik niet weet wat ik op ga rakelen én omdat ik niet weet wat haar aanwezige kersverse vriendje al weet. Het lijkt me niet handig als hij via mij dingen te horen krijgt die zij wellicht niet wil vertellen.
Als onze eerste kennismaking zeven jaar terug in andere omstandigheden waren verlopen, waren we misschien goede vrienden geworden. Nu laat ik het er maar bij.

Drie voorbeelden, de overeenkomst zit hem in het verschil. Het is de geschiedenis van hoe de GGZ met zijn patiënten om is gegaan. Ik zie vooruitgang en voortschrijdend inzicht.

In het laatste voorbeeld is, denk ik, door de meeste betrokkenen, inclusief mijzelf, gehandeld zoals het hoort. Maar ik hoop echt dat iemand die dit over 30 jaar leest, ook over dat laatste voorbeeld zal zeggen: “Daar zouden we tegenwoordig toch veel gelijkwaardiger mee omgaan.”


willem

Willem Gotink is Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige en socioloog en werkt sinds 1978 op verschillende plekken in de GGZ. De laatste drie jaar twee dagen per week als POH-GGZ in Amsterdam en drie dagen per week als hoofdredacteur van GGZTotaal.

ggztotaalGGZTotaal (www.ggztotaal.nl) is hét eMagazine voor iedereen die op de één of andere manier te maken heeft met de GGZ: een gratis maandelijks eMagazine (abonneer je hier) en een site met achtergrondinformatie en dagelijks nieuws.

Het laatste nummer stond in het teken van de bipolaire stoornis.
Je kan hem hier lezen en/of downloaden.