Opname

Tekst: Diane

Ik lig al weken op een matrasje in de woonkamer. Naast mij mijn mobiel, dat staat op trilstand. Tegen harde geluiden kan ik niet. Verder een glas water en een strip Clonazepam. Aan tafel ronkt de pc van mijn vriend die net even de deur uit is voor mijn nieuwe medicijnen. Ik heb geprobeerd wat vla te eten en Vifit te drinken, maar verder dan een paar slokjes kom ik niet. Gelukkig is het vloeibaar. Vast voedsel verdraag ik al weken niet. Krijg het gewoon niet weggekauwd of het ontbreekt me aan trek, dat kan ook.

Vandaag krijg ik te horen wanneer ik word opgenomen, want de toestand is onhoudbaar. De depressie is zo persistent dat ik niet meer functioneer. Buiten dat kan mijn vriend niet meer alle dagen voor mij thuis werken. Hij wordt weer op zijn werk verwacht. Logisch. Om hem te ontzien en om op nieuwe medicatie te worden ingesteld, is een opname onvermijdelijk.

In dit hoekje waar ik lig, ken ik alle details uit mijn hoofd. De kindertekeningen van mijn jongste zoon, het IKEA-label aan het kussen, de nerven in de stoelpoten, de stofnesten in de hoeken van het plafond. Als ik naar buiten staar, zie ik een grijze soeplucht, kale zwiepende bomen, een weggewaaid tafelkleed. Het is februari en alhoewel de lente niet lang meer op zich zal laten wachten, bevind ik me in de donkerste periode van mijn leven. Leven. Dit is geen leven. Dit is langzaam wegkwijnen. De grijparmen van de depressie hebben me omstrengeld en er is niets wat ik kan doen om de pijn te verlichten. Soms val ik even in slaap en zie dan mijn leven aan mijn voorbij trekken. Zeer gedetailleerd als in een doodsstrijd. Als ik dan weer wakker word, leef ik nog. Fysiek dan.

window-view

Mijn vriend komt thuis met de pillen. Ik mag ze nog niet nemen, de oude zijn nog niet afgebouwd. In het ziekenhuis zal ik ermee beginnen.

Mijn mobiel zoemt plotseling. Het is Marry van de opnameafdeling. Ze vertelt me dat ik vandaag nog kan komen. Om twaalf uur moet ik me melden. Ik ben opgelucht en tegelijk zie ik er vreselijk tegenop. Er zijn al zovelen opnamen geweest, zoveel medicijnwisselingen. Ik kan de kamertjes dromen: een ziekenhuisbed, een kast, een bureau en een badkamer.

Mijn vriend is zichtbaar opgelucht dat ik vandaag word opgenomen. Ook hij is aan het einde van zijn Latijn. Zijn trukendoos is leeg. Hij moet bijtanken en zijn rust hebben.

We hebben nog twee uur voordat ik de ziekenhuishal zal inlopen. Nou ja lopen, meer strompelen. Twee maanden zonder eten hebben me verzwakt. Ik ben een schim van mezelf geworden. Met mijn laatste krachten probeer ik, ondersteund door mijn vriend, op te staan. Ik ben zo duizelig dat ik door mijn hoeven zak. Als ik toch enigszins op mijn benen sta, loop ik naar de keuken, open het raam en steek een sigaret op. Ik ben opgelucht dat ik dit huis verlaat. Alles eraan ademt depressie uit. De kleuren zijn verdwenen. De geur is muf. Het huis is mij vijandig gezind.

De koffers staan al weken klaar. Mijn vriend sjouwt ze alvast naar de auto. Nu eerst douchen. Tijdens mijn depressie zie ik daar het meeste tegenop: uitkleden, kraan aan, proberen te blijven staan, huilen, inzepen, afspoelen, huilen, huilen, huilen. Kraan uit, afdrogen, wankelen, aankleden. Maar wat moet ik aan doen? Waarom twijfel ik over alles? Waarom denk ik dat ik geen kleren meer heb, terwijl de kast uitpuilt? Maar het lukt uiteindelijk. De trap af. Ik houd me stevig vast aan de leuning. We zullen toch niet nu een dodelijke smak maken met een hopelijke genezing in het vizier.

Nog twee uur wachten. Mijn vriend tikt driftig op zijn toetsenbord. Buiten loopt een aantal scholieren luidruchtig door de straat. Bouwvakkers fluiten vrolijk, terwijl ze verderop de boel opknappen. Een grijze wolk verstopt de waterige zon. Ik ga weer op het groezelige matras liggen, neem een slokje water en draai me op mijn zij. Afleiding zoek ik in het luisteren naar de radio. Ze hebben het god weet waarover. Ik val in slaap.

Ruim twee uur later bevinden we ons in de ziekenhuishal. Wegrennen is geen optie. De komende weken is dit mijn honk. De intake is vertrouwd. Een vragenlijst. Hoort u stemmen? Bent u suïcidaal. Een reflexentest en een bloeddrukmeting. Mijn lichaam is ijskoud, rechtop zitten lukt maar half. Gelukkig heeft de arts-assistent warme handen en een warm hart.

Dan het gesprekje met mijn vaste SPV’er en de psychiater. Mijn vriend zit naast me. De redenen van mijn opname worden nog eens uit de doeken gedaan. De opname zal zo’n drie maanden duren. Ik moet aansterken, meedoen met het therapeutisch programma en dan… Dan eindelijk over een week met de Tracydal beginnen. Mocht die geen soelaas bieden, dan is ECT nog het enige alternatief.

Na een half uurtje is het gesprek voorbij. Mijn vriend verdwijnt naar zijn werk. Ik ga naar mijn kamer om mijn koffer uit te pakken. Ik heb een hoekkamer, dat scheelt. Deze zijn groter en hebben lange witte gordijnen tot op de grond. Het voelt neutraal en niet onprettig.

Een half uurtje later ben ik klaar. Ik ga op de rand van mijn bed zitten en voel de pijn weer terugstromen. Ik huil en ik huil en ik huil. Hoeveel tranen heb ik gehuild de afgelopen maanden? Ik sta op en besluit een sigaret te gaan roken. Eenmaal buiten, tussen de smerige volle asbakken, besef ik dat ik hier beter af ben dan thuis. Dan gaat de deur open en een lieve verpleegkundige vertelt mij dat we gaan lunchen. Lunchen! Ik krijg geen hap naar binnen. Maar ik neem plaats, doe het voorstelrondje en eet een bakje yoghurt. De kop is eraf.


Ik ben geboren in 1967 in Amsterdam en in 1994 verhuisd naar Haarlem. Ik heb twee kinderen, eentje van 21 en één van 17. Al acht jaar gelukkig met mijn vriend met wie ik niet samenwoon. Mijn vader is manisch depressief en ik ben dus gediagnosticeerd met dezelfde stoornis in 2008. De bipolaire stoornis type 2.

De ziekte heeft me vaak te pakken gehad, er zijn vele opnames geweest en een aantal elektroshocks maar ik ben nu al een aantal maanden stabiel op de MAO-remmer Tracydal. Dit slikken betekent een streng dieet maar dat heb ik er uiteraard voor over. Helaas ben ik niet werkende meer. Van huis uit ben ik redacteur maar ontvang mijn geld via de WIA en heb een aantal kleine vrijwilligersbaantjes. Bipolair zijn betekent een wankel evenwicht bewaren, stress en prikkels vermijden én acceptatie.

Mijn bipolaire ervaring

Tekst en foto’s: Sander de Groot

In het voorjaar van 2010 maakte ik lange avonden en zat ik vol met veel energie.
Meestal bleef ik tot 02:00 of 04:00 op en speurde ik het internet af om bepaalde bevestiging te krijgen van ‘vlugge’ gedachten:

– Bij volle maan bijvoorbeeld communiceerde ik met een weerwolf;
– Ik zat mijn stamboom uit te pluizen want ik dacht dat mijn ouders mijn echte ouders niet waren;
– Vanuit de achterkant van mijn huis kijk ik uit op een verzorgingshuis. Stonden de zonweringen in een bepaalde stand dan haalde ik daar een boodschap uit;
– Ook sommige artikels in kranten en boeken waren voor mij belangrijk en deze moest ik aan anderen verspreiden via sociale media.

Ik had allerlei waanideeën en hallucinaties. Gedachten die niet klopten met de werkelijkheid.

Toen mijn ouders mij op een middag confronteerden met teksten die ik op het raam van mijn huis geplakt had, ben ik uit huis gevlucht. Mijn vader kwam mij achterna en reageerde emotioneel op mijn gedane feiten. Logisch. Ik heb mijzelf losgerukt en ben in een tegemoetkomende bus gestapt. In de stad ben ik ’s avonds laat eerst aangifte bij het politiebureau gaan doen. Er was toch niets mis met mij? En daarna heb ik een volle nacht gefeest in een discotheek waar ik anders nooit kwam. Ook veel alcohol gedronken die nacht.

De volgende ochtend ben ik met de trein naar een andere stad gegaan om contact te krijgen met een vriendin, maar die kon ik niet bereiken. In een hotel in het centrum kon ik geen overnachting boeken, wellicht zagen ze vreemde trekken bij mij, dus slapen zat er niet bij. Mijn mobiel viel ondertussen ook uit dus heb ik een trein verder gepakt en ben naar nog een andere stad gegaan voor het bevrijdingsfestival daar. Daar heb ik heel enthousiast gedanst. Ik zat immers nog vol met energie. Halverwege de avond, nog zonder te slapen, heb ik de trein en bus terug naar huis gepakt. Thuis heb ik door onzekerheid allerlei checks gedaan of er niets uit huis gestolen was. Ook plaatste ik allerlei onzin op Hyves over welk onrecht mij nu aangedaan was.

strand

De ochtend (6 mei) werd ik wakker door de deurbel. Twee politieagenten vroegen mij even mee te gaan naar het politiebureau een dorp verderop. Daar heb ik een ‘warrig’ verhaal gedaan en werd ik aansluitend naar een GGZ-kliniek gebracht. Onderweg dacht ik nog allerlei boodschappen te krijgen van nummerborden van auto’s. En nog steeds dacht ik dat er niets mis was met mij. Bij de GGZ heb ik een gesprek gehad met twee hulpverleners. Zij hadden een kamer waar ik kon bijkomen. Althans dat dacht ik. Ik werd geplaatst op een gesloten afdeling met deskundige begeleiding. Kleding van thuis werd door familie gebracht. Mijn ouders heb ik een keer aan de telefoon gehad daar. Ik was laaiend.

Na twee dagen raapte ik mijn kleren bij elkaar, stopte ze in mijn tas en dacht zo de afdeling te verlaten. Niet dus. Het was de gesloten afdeling. Toen kreeg ik een woedeaanval. Ik werd erop attent gemaakt dat zij niet instonden voor mijn eigen veiligheid en gezondheid. Medicijnen weigerde ik te slikken uit angst voor allerlei bijwerkingen. Een pilletje deed ik onder mijn tong en op het toilet later spuugde ik die weer uit. Heel slim van mij, dacht ik. Maar dat had men door en na een week kreeg ik een injectie in mijn bil. Zyprexa bleek achteraf. Ook kreeg ik dagelijks zuigtabletten en werd er gecontroleerd of ik die wel wegwerkte. Sindsdien werd ik langzaam beter en rustiger qua gevoel.

Uiteindelijk ben ik ruim vier weken opgenomen geweest op deze gesloten afdeling. Tijdens deze opname heb ik regelmatig ‘vlugge’ gedachten gehad en had ik waanideeën en hallucinaties. Stond er iemand in de keuken met een groot mes de groente te snijden, dan dacht ik dat men mij daar mij expres zou gaan verwonden. Of ik dacht dat er giftige dampen uit de ventilatieroosters kwamen. Als iemand een woord zei, in het algemeen, dan ging ik daar over nadenken.

Toen ik na langdurig overleg uiteindelijk overgeplaatst werd naar een open afdeling en niet dagelijks meer in conflict ging met andere psychiatrische cliënten, knapte ik daar ook van op. Wel deed ik via internet allerlei aankopen terwijl ik die eigenlijk niet nodig had. Totaal ben ik elf weken opgenomen geweest. Nazorg van een psychiater kreeg ik ook. De band met mijn beide ouders is inmiddels hersteld, maar dat ging niet zonder slag of stoot. Wel ben ik diverse vrienden kwijtgeraakt.

Een paar jaar later heb ik met familie bij dezelfde GGZ-kliniek zes avonden een psycho-educatiecursus voor cliënten en betrokkenen gevolgd. Daar kwam veel (h)erkenning uit.

Van een manie of psychose heb ik nu al zeven jaar geen last. Wel word ik nog dagelijks geconfronteerd met mijn overgewicht. Ik heb meer eetlust door medicatie en door een ongezonde levensstijl ben ik veel in gewicht gegroeid. In december 2016 ben ik na overleg met de huisarts naar een diëtiste gestapt. De eerste paar maanden van 108 naar 99 kg gegaan. De laatste tijd blijft dat stabiel. Dus gezond blijven eten en meer bewegen.


sander

Mijn naam is Sander, 40 jaar, single en ik heb een kat als huisdier.
Mijn hobby’s zijn wandelen, fotografie, webdesign en museums bezoeken.
Ook organiseer ik uitjes voor mensen met een beperking.